Spring naar inhoud

Geschiedenis van het orgel

ALGEMEEN:

Enkelen onder u herinneren zich misschien nog, dat ondergetekende scriba is geweest van 1983-1987, in de tijd van ds. Reinders. In die tijd lagen de oude notulenboeken in de kluis in kerkenraadskamer. In mijn scribaatsperiode heb ik de boeken doorgenomen van 1834 tot ca. 1914. Met name – en dat zal u niet verbazen – was ik geïnteresseerd in de geschiedenis van ons kerkorgel.

 

De bewuste extracten uit de verschillende notulen van de kerkenraadsvergaderingen heb ik gekopieerd en … bewaard. Echter in 1991 is ons gezin verhuisd naar de Schepperij; vanaf toen waren de kopieën spoorloos. Met grote vreugde vond ik deze met enig geluk terug op zolder (7 september 2012).

Achteraf is het maar goed dat ik de extracten heb gekopieerd, want in de jaren 90 is de kluis met inhoud gestolen: de notulenboeken zijn helaas verdwenen.

INLEIDING:

In het Nederlandse protestantisme van de zestiende eeuw vond men het orgel in de kerk maar niks. Sterker nog, het orgel werd gezien als ‘satans fluitenkast’. In de loop van de eeuwen veranderde dat en groeide het orgel uit tot een belangrijk onderdeel van de protestantse inventaris.
Hoe is een en ander bij ons verlopen?

Begin 1900 was het zover dat op de kerkenraadsvergadering werd gesproken over een kerkorgel, vooreerst op de vergadering van 7 september 1900. De extracten uit de notulen laat ik zoveel mogelijk in de oorspronkelijke vorm (incl. schrijffouten) staan, dan krijgt u het beste inzicht hoe het verloop is geweest.

GESCHIEDENIS:

Kerkenraadsvergadering 7 september 1900
”Een voorstel komt ter sprake over een kerkorgel en wel om pogingen te doen hiervoor gelden te verzamelen, doch dit zou niet door den kerkenraad worden uitgevoert, maar het was wenschelijk hiervoor een commissie te benoemen. Hiervoor werden vijf personen aangewezen, om hun het verzoek te doen, zitting te nemen in die commissie n.l. G. Swieringa, P. Wigboldus, B.H. Wiersema, R Wirenga en J. Ritzema”.

De commissie is aan de slag gegaan, maar kennelijk zat er niet veel vaart in; ook was niet er niet veel enthousiasme in de gemeente te bespeuren, zo blijkt uit onderstaand extract uit de notulen.

Kerkenraadsvergadering 8 januari 1903
”Ingekomen een schrijfen van R. Wirenga als lid van den bestaande Orgelcommissie, waarin hij als lid dier Commissie bedankt. Ook kwam in het Schrijf uit dat er niet veel Sempatie voor die zaak was. Hierop besluit de kerkeraad om twee afgevaardigden van de kerkeraad te benoemen die als dan met de nog bestaande Commissie zal vergaderen. Als afgevaardigden zijn aangewezen H. Bossinade en S. Heis. Aan den Scriba wordt opgedragen om aan den Heer Wiersema bekend te maken wanneer de Orgelcommissie weer vergadert, deze bijde Broeders kennis te geven wanneer zij vergaderd opdat zij in de gelegenheid worden gesteld om zamen te vergaderen”.
Hoe het verder precies is gegaan, vertellen de notulen niet, maar veel vorderingen zijn de eerste jaren niet gemaakt, getuige het volgende extract:

Kerkenraadsvergadering 9 maart 1905
”Er wordt besloten dat bij de nog bestaande Orgelcommissi, drie leden van de kerkeraad bij benoemd zouden worden, voor die aanvulling worden aangewezen: S. Heis, H. Bossinade en J.H. Steenhuis, die de benoeming hebben aangenomen”.

Noot: enigszins merkwaardig, want blijkens de notulen van de vergadering van 8 januari 1903 waren Bossinade en Heis al als lid van de commissie benoemd.

Er zit blijkbaar schot in de zaak, getuige het volgende extract:

Kerkenraadsvergadering 8 maart 1906
”De notulen van eene vergadering in de vorige week in het vrije lokaal der school gehouden ter verkrijging van een orgel in de kerk worden door de secretaris van de Orgelcommissie voorgelezen. De commissie vraagt van den kerkeraad machtiging, om voort te werken op het besluit door genoemde vergadering genomen, tevens verzoekende, dat de kerkeraad de gemeenteleden bijeen roepe in eene vergadering om de gemeente te hooren. Er zal met bedachtzaamheid gewerkt worden. De kerkeraad verleent machtiging aan de commissie, en zal eerlang de gemeente bijeen roepen”.

Kennelijk heeft de gemeente geen bezwaar gehad tegen de aanschaf van een kerkorgel: in 1907 wordt gesproken over de aan te stellen organist.

Kerkenraadsvergadering van 3 januari 1907
”Onzen leeraar (noot JW: Leeraar= predikant ds. Schaafsma) en br. Bossinade zullen met het hoofd der school, den heer A.H. Homan, over het bespelen van het orgel spreken, dewijl in zijn benoemingsbrief als hoofd der school ook van de functie als organist en voorzinger in de kerk sprake is”.

Het werk vordert gestaag en er wordt al gesproken over het in gebruik nemen van het orgel.

Kerkenraadsvergadering van 7 maart 1907
”Over het in gebruik nemen van het orgel kan nog geen vast besluit worden genomen, doch aan br. V.d. Molen wordt opgedragen om met H.v. Stedum over het orgeltrappen te spreken, en te onderhandelen met hem over het verhoogen van het salaris wegens vermeerdering van de werkzaamheden in de kerk”.

Noot JW: Orgeltrappen: Een orgeltrapper, officieel calcant genoemd, had vroeger tot taak het orgel te voorzien van constante winddruk.
Daartoe stond hij op aan de balgen gemonteerde hefbomen en liet die zich via neergaande trapbewegingen vullen met wind. Bij sommige orgels moest dit met de hand; bij andere orgels met de voeten. Tegenwoordig gaat dit elektrisch via een motor. Zelf heeft ondergetekende vroeger ook wel als orgeltrapper gefungeerd als de stroom uitviel.

Kerkenraadsvergadering van 19 maart 1907
”Het orgel door den Heer H. Wiersema te Bedum zoover in orde gebracht zijnde, dat het voor het gebruik in de kerk geschikt is, doch niet ten volle in orde, wordt op zondag 24ste maart 1907 in gebuik genomen des voormiddags. Het wordt bespeeld door den echtgenoot van onzen leeraar, Mejuffrouw Schaafsma.
Eene inwijding had niet plaats, daar de vervaardiger van het orgel, M. Eertman, nog ernstig krank is. Mocht het Gode behagen hem te genezen, dan zal later eene inwijding plaats hebben, nadat hij het orgel ten volle in orde gebracht heeft”.

De onderhandelingen over het orgeltrappen werden afgerond:

Kerkenraadsvergadering van 11 april 1907
”Br. V.d. Molen brengt verslag uit van de onderhandeling met Harm van Stedum over het salaris van de kerkedienst. Van Stedum vraagt 30 gulden meer, van der Molen durfde niet meer dan 20 gulden te beloven. Na eenige overweging besluit de kerkeraad den eisch van van Stedum in te willigen, en dus van 40 gulden” (was kennelijk z`n traktement JW) te verhogen tot 70 gulden

Het orgel is nu bijna klaar:

Kerkenraadsvergadering van 5 juni 1907
”Door `s Heeren goedheid is de heer Eertman weder zoo ver genezen, dat hij het orgel geheel in orde brengt. Op 19 of 11 juni e.k. zal de uitbetaling van de verschuldigde som van het orgel plaats hebben”.

Hoe zit het met de kosten van het orgel?

Kerkenraadsvergadering van 4 juli 1907
”Den 4en Juli 1907 is de kerkeraad en orgelcommissie bijeen. Afwezig het lid van de orgelcommissie P. Wigboldus. Opening met te zingen Ps. 25:2 en gebed door onzen leeraar.

Art. 1
De rekening van ontvangst en uitgaaf door den penningmeester van het orgelcommissie werd onderzocht en in goede orde bevonden.
De lijst van inteekening van het orgel bedraagt f.1806.50, waarvan f. 20.—nog niet is ontvangen. Ontvangst dus f. 1806.50, uitgaaf voor galerij en orgel f. 3400,27. Blijft er dus een schuld van f. 1600.- ongeveer.

Art. 2
De orgelcommissie wordt dank betuigd voor de moeiten van de uitvoering in dezen verricht, tevens wordt besloten de commissie niet te ontbinden, maar te laten blijven bestaan.

Art. 3
Door een gemeentelid wordt een kapitaal groot f. 1600—rente 2% jaarlijks aangeboden en door den kerkeraad aanvaard om als schuld op de gemeente te leggen. Een gelijkluidende obligatie, als die van de andere schuld der kerk zal aan NN ter hand gesteld worden. Doch deze som zal niet onder uitloting gesteld gelijk de andere schuld, maar de kerkeraad en orgelcommissie hoopt in de aflossing hierin anders te voorzien door collecten of anderszins.

Art. 4
Besloten werd met meerderheid van stemmen, om op een avond in `t eerste van Augustus `s avonds te zes uur eene zoogenaamde inwijding of overdracht van het orgel te doen plaats hebben. H. Wiersema te Bedum, die adviseur der orgelcommissie geweest is, zal aangezocht worden, om alsdan het orgel te bespelen. Onzen leeraar zal hierover met Wiersema in correspondentie treden. De vergadering wordt gesloten door Be Steenhuis.

Inwijding orgel

Op donderdag 1ste Augustus 1907 heeft de inwijding van het orgel plaats gehad des avonds. Onzen leeraar sprak bij deze gelegenheid een zeer gepaste rede uit naar aanleiding van Ps. 150, en wees de gemeente op het voorrecht van een orgel in de kerk bezitten, dewijl het orgelspel het gezang verhoogde tot eer van `s Heeren naam. Tevens werd de vervaardiger van het orgel de heer M. Eertman, de adviseur H. Wiersema en allen die tot verkrijgen van het orgel hebben medegewerkt, zoowel de orgelcommissie in hunnen arbeid, als de gevers dank betuigd. De Weled. Heer H. Wiersema bespeelde het orgel, en gaf na de rede van onzen leeraar eenige liederen ten gehoore. Dit zamenzijn werd gesloten met dankzegging door br. Steenhuis. Hierna werd in de school nog eenigen tijd gezellig doorgebracht door den kerkeraad, de orgelcommissie, de heeren A.H. Homan, hoofd der school, M. Eertman, H. Wiersema en eenige genoodigden. Geve de Heere in lengte van dagen zijnen onmisbaren zegen aan Leeraar en Gemeente”.

Er is dus niet veel veranderd wat dit betreft. Een feestje vieren is altijd in.
Intussen werd ook reeds aan uitbreiding van het orgel (toen nog met 1 speelklavier) gedacht:

Kerkenraadsvergadering van 5 maart 1908
”Van Eertman te Noordwolde is een schrijven ontvangen aangaande het plaatsen van een Cornet-Discant op het orgel. Wegens, dat het tin tegenwoordig goedkoop is zijnde kosten f. 105.-. Br. Steenhuis biedt aan eenige gegoede leden van de gemeente te bezoeken, om te beproeven of ze gezind zijn, deze som bijeen te brengen. Hierna zal de kerkeraad een besluit desaangaande nemen. Eertman zal hiervan bericht ontvangen”.

Kerkenraadsvergadering medio maart 1908
”Volgens de aanstelling van 1883 moest de heer Homan kerkedienst verrichten, zooals voorlezen voorzingen, en het orgel bespelen. Doch door de nieuwe aanstelling van 1906, welke naar het Model van de schoolraad geschied is, is ZEd. Van de kerkedienst vrij, en zoo ook van het orgelspel. De kerkeraad moet nu voor het orgelspel zorgen, en een organist aanstellen, doch vooreerst zal gevraagd worden of Catharina Homan het nog eenigen tijd zal blijven waarnemen”.

Het hoofd der school , de heer Homan, komt vervolgens ter vergadering; hem wordt een en ander meegedeeld en uitgelegd. De notulen gaan dan verder als volgt:
”Het hoofd der school is van hetzelfde gevoelen. Op eene vraag aan ZEd gericht, of hij bereid is toestemming te geven, dat zijne dochter Catharina voor eerst nog tijdelijk het orgel bespeeld, wordt door hem geantwoord: “Ja”.

Volgende notulen kerkenraadsvergadering april of mei 1908
”De orgelcommissie is vergaderd geweest en heeft aan Eertman opgedragen een Cornet-Discant in het orgel aan te brengen

Alsnu komt de bespeling van het orgel in behandeling.
Hummelen, de echtgenoote van onzen Leeraar, jufvrouw Schaafsma en Aafke Wigboldus, dochter van P. Wigboldus, worden door de kerkeraad aangesteld, om nevens Catharina Homan, elk op hunne beurt bij de godsdienstoefening het orgel te bespelen. Aan onzen Leeraar wordt het verzoek gedaan om dit besluit den Heer Homan bekend te maken. ZEerw. Verklaart zich hiertoe bereid, en zal het ten uitvoer brengen”.

Uiteraard krijgt de kerk ook regelmatig een schoonmaakbeurt; het orgel moest worden vrij gehouden van stof etc.

Kerkenraadsvergadering 2 juli 1908
”Er wordt besloten een kleed van katoen te laten maken ter bewaring van het orgel tijdens het kerkschoonen. Aan H. Klunder zal dit worden opgedragen”.

25-jarig bestaan van de Christelijke school (extract uit het notulenboek)
”Op de 18e September 1908 werd onder begunstiging van prachtig Septemberweder het 25-jarig bestaan der Chr. School herdacht.
Des avonds om half zeven kwam een grote schare in de kerk zamen, om te hooren naar de gedachtenisrede van den Heer A.H. Homan, die thans 25 jaar was verbonden aan de Chr. School alhier.
Bij deze gelegenheid deed ook het orgel nu en dan eens van zich hooren en bekoorde het oor”.

Ook toen klonk het orgel al bijzonder fraai, een streling voor het oor.

Aan een kostenvergoeding aan de organisten werd ook gedacht, zie het volgende extract.

Kerkenraadsvergadering van 4 november 1909
”De presis doet nu een voorstel, en wel deze: of het niet goed is om aan Hummelen en Aafke Wigboldus elk een cadeau te geven, van ongeveer 8 of 10 gulden ieder, als bewijs van waardering voor het bespelen van het orgel. Hiertoe besluit de kerkeraad en de Leeraar zal eens uitzien naar een paar gepaste voorwerpen”.
Een paar jaar later werd dit bedrag verhoogd naar 20 gulden.

Kerkenraadsvergadering van 7 november 1912
”Aafke Wigboldus wenscht in het huwelijk te treden en verlaat onze gemeente, zoodat zij het orgel niet langer kan bespelen. Onzen Leeraar zal er met Hummelen over spreken, of hij het voortaan alleen wil doen, en op welke voorwaarden”.

Nog 1 bericht over een organist

Kerkenraadsvergadering van 4 december 1913

”Nu het jaar bijna ten einde is en het door de kerk verschuldigde moet worden vereffend, zoo maakt onzen Leeraar de opmerking, dat br. Dijkema aan W.Hummelen een bezoek brengt, om aangaande de salaris als organist met hem een accoord te heffen, en de verschuldigde som te voldoen. Br. Zeldenrust zegt, dat Hummelen er met hem over gesproken had, en dat hij dacht, dat het jaarlijksch 25 gulden moest zijn. De kerkeraad vindt de som niet te hoog”.

Noot: de vergoeding is nu € 15.- per dienst.

Hier eindigen mijn aantekeningen. In de loop der tijd is er nog heel wat aan het orgel gebeurd en uitgebreid.

In het volgende ontleen ik het een en ander aan “Het Groninger Orgelbezit van Adorp tot Zijldijk, deel V Fivelingo”

In de oorlogsjaren 1943/44 begon M. Ruiter met een restauratie en uitbreiding, die in 1947 werd voltooid. Hij breidde het instrument met een Bovenwerk uit. Het pijpwerk hiervan kwam hoofdzakelijk uit voorraad van de orgelmaker. In 1972 vond een restauratie plaats uitgevoerd door A.J. Opten en de Fa. Verschueren. De laden werden hersteld, de klaviatuur en de speelmechaniek vernieuwd en de bas van de Bourdon 16 vt werd als vrij Pedaal aangebracht. Ook kwam er een nieuwe tremulant.

In 1991 volgde een restauratie door de Fa. Mense Ruiter. Hierbij werd het Pedaal in een aparte kast achter het orgel geplaatst op een nieuwe windlade. In 1993 voegde dezelfde orgelmaker een Open Fluit 8 vt op het Pedaal toe en plaatste de Cornet op een verhoogde bank achter het front. In de jaren 90 werd nog een mixtuur III-VI sterk geplaatst. In 2002 werd de Trompet 8’ gerenoveerd door de fa. Mense Ruiter.
De kast is sinds 1981 geschilderd in diverse tinten groen met wit bieswerk. De versiering is in wit met goud.

De dispositie v/h orgel:

HOOFDWERK:
Prestant 8 vt.
Cornet 5st. disc.
Bourdon 16 vt. disc
Roerfluit 8 vt.
Octaaf 4 vt.
Fugara 4 vt.
Quint 3 vt.
Octaaf 2 vt.
Trompet 8 vt.
Mixtuur III-VI sterk

BOVENWERK:
Prestant 8 vt.
Holpijp 8 vt.
Viool 8 vt.
Octaaf 4 vt.
Fluit Dolce 4 vt.
Woudfluit 2 vt.
Flageolet 1 vt.

PEDAAL:
Subbas 16 vt.
Open Fluit 8 vt.

NEVENREGISTERS:
Tremulant
Manuaalkoppel
Koppel Pedaal-Hoofdwerk
Koppel Pedaal-Bovenwerk
Koppels bediend met treden

Noot: de lengte van de pijpen wordt in voeten uitgedrukt; de langste pijp van b.v. de prestant 8 vt. = 8 x 1 voet (1 voet=ruim 30 cm) dus rond de 2,45 mtr.

BIJZONDERHEDEN:
Op het bovenwerk is nog een vrije pijpstok aanwezig, bedoeld voor een tongwerk b.v. Vox Humana, Dulciaan of Kromhoorn. Al het pijpwerk van het Pedaal is van hout. De klaviatuur bevindt zich aan de rechterzijde.
Jan Wolfs, 15 oktober 2012